Saturday 21 July 2012

Same-same


Een harde trap. Opwervelend stof gloeit ijzerbruin op in het avondlicht. Een kortstondige zonsverduistering vlak boven de horizon. Een luide kreet ‘Chipolopolo!’ De bal raakt de grond en stuitert terug omhoog. En daar is de heksenketel weer. Een wirwar van gelach, uitmuntend voetenwerk en een heleboel energie.

Weet u, eigenlijk is voetbal nooit mijn ding geweest. Ik woon in Lokeren, maar Sporting laat me koud (behalve als ze kampioen spelen natuurlijk, want dan is er gratis bier op de markt). Ik luisterde in bed soms wel eens naar de matchen van het Europees kampioenschap, maar dan alleen voor de volksliederen bij aanvang van de wedstrijd.
Voetbal is mijn ding niet, maar hier in Kazembe tel ik iedere namiddag de minuten tot vijf uur af. Want dan nemen we de sleutels van de buitendeur. Nemen we de bal. Doen we onze sandalen uit. En stappen blootsvoets en met geheven hoofd de deur uit. We zullen ingemaakt worden, maar we zullen van iedere seconde ervan genieten. Want wij spelen voetbal.

We stappen de deur uit, en de teams worden gevormd. Ieder van ons bleekscheten hoopt bij Albert of dan toch op z’n minst bij Kunda of Gift in de ploeg te zitten. Zo niet, tsja, afgemaakt zal je worden. Maar met wat geluk kun je deze jonge voetbalgoden toch een beetje tegenwerken. Iedere avond spelen we met andere teams. Niet iedereen van de dorpskinderen komt iedere avond; en ook sommigen onder ons moeten van tijd tot tijd verstek geven wanneer een van onze eigen klein mannen ziek is of het onze beurt is om het avondeten te bereiden. Naarmate de zon lager zakt – zonsondergang vindt hier al iets na zessen plaats – groeien de teams gestadig aan wanneer nieuwe spelers klaar zijn met hun werk of school. Dolle pret verzekerd. Een bal die buiten valt of handspel is steeds een aanleiding tot acrobatie. Want ja, die twee stappen afstand die bewaard moeten worden staan open voor debat natuurlijk. Wie het verst kan springen bepaalt wat twee stappen is. De teams zijn gemengd in huidskleur, leeftijd en kunde. Meestal proberen we er wel voor te zorgen dat Albert, Gift, Kunda en Kamba een beetje gespreid zitten. Want hoe fijn het ook is als je team vijf goals in evenveel minuten maakt, de tegenpartij raakt er vreemd genoeg nogal ontmoedigd door. Ikzelf ben al lang blij als de bal na mijn aanraking niet per ongeluk in ons eigen doel – twee rietstengels in het midden van de weg – terecht komt.
Wanneer we overdag door het dorp wandelen, gaan er geen tien seconden voorbij dat we onze namen (of wat daarvoor moet doorgaan) horen schreeuwen. ‘Dabedi! Dabedi!’ klinkt David al lang niet vreemd meer in de oren. Ik speur de dichtstbijzijnde hutjes af zodra ik om het even wat eindigend op –ikie of –inkie hoor. Zikie, Zekie, Zinkie, Tinkie… er zijn bijna evenveel Zambiaanse manieren om mijn naam uit te spreken als er dorpskinderen zijn. Meg heeft het gemakkelijk: bij haar wordt er gewoon standaard een ‘i’ achter haar naam geplakt. Meghani is niet zo moeilijk te herkennen. Het is een hele poos geleden dat iemand ons nog heeft aangesproken met ‘abasungu’ (blanke). Want zo ziet men ons niet meer. Wij zijn Meghan en David en Zeger enzovoort. Wij hebben namen. Wij zijn vrienden.

Wij zijn vrienden, en ons bloed is rood, net als dat van hen. De bal wegkoppen als je een bril draagt, is een interessant gebeuren. Het laat mooie sneden in je neus na. Zelf merk je er haast niets van – pijn doet zoiets niet. Maar het wordt zeker opgemerkt. Hoewel iedereen een tikje bezorgd is, is er vooral sprake van fascinatie. Wat er allemaal in Bemba over gezegd wordt, weet ik niet. Maar overal hoor ik ‘same-same’ (dit is Engels beste mensen). En ja, dat is de ware kracht van voetbal. Niet de techniek. Niet de grote stadia. Niet de idiote kapsels. Wij spelen voetbal, en in het licht van de ondergaande zon gloeien we allemaal op. Wij zijn allemaal same-same. Wij doen allemaal dapper alsof we de winnaars van de Africa Cup zijn. Want wij zijn de kampioenen van de stoffige weg.

GO CHIPOLOPOLO GO!

No comments:

Post a Comment