Het aftellen speelt zich
ondertussen af op een schaal met uren in plaats van dagen. De valiezen zijn
gepakt. De nodige stempeltjes verzameld. Een heleboel mensen vaarwel gezegd.
Sommige mensen heb ik zelfs durven beloven terug te zullen komen. Echt missen
zal ik hen niet – daarvoor zal het veel te druk worden. Zij zijn echter
diegenen die het waard zullen maken om over vijf weken terug te komen.
Bijna daar. Maar waarom wil ik
terug naar Kazembe? Vanwaar dat eindeloze aftellen? Waarom wil ik me opnieuw –
ondertussen voor de derde keer – vijf weken lang onderdompelen in keihard
vrijwilligerswerk? Een klein weeshuis in het hol van Pluto, op zestien uur bus
van enige vorm van beschaving… Wat is daar nu zo aantrekkelijk aan?
Wat is mijn motivatie? En bovenal,
is die motivatie goed genoeg?
Mijn eerste impuls is te zeggen:
omdat ik het simpelweg WIL, omdat aankomen in Kazembe aanvoelt als thuiskomen.
Omdat Kazembe thuis ìs. Een niet te verwaarlozen deel van mijn hart ligt ergens
onder een roestige watertoren begraven en roept me huiswaarts.
Ja, dat is een reden. Een verdomd
goede reden zelfs. Maar is het ook een gepaste reden om te mogen werken als
vrijwilliger in een delicaat project als the Kazembe Orphanage? Laat ons wel
wezen: nee, dat is het niet. De voornoemde zijn uitstekende redenen voor een
bezoekje of een kort verblijf. Vrijwilligerswerk zou echter niet rond de eigen
verlangens en wensen moeten draaien.
Een roeping zou een uitmuntende
motivatie zijn – onder zekere omstandigheden. Ik heb steeds een immense
bewondering gekoesterd voor zij die in hun God de kracht vinden om de hand te
reiken aan mensen die het met zo veel minder moeten doen. Zij laten welvaart en
de comfortabele vanzelfsprekendheden van het Westerse leven achter zich en
wagen zich in het duister, slechts geleid door een vaag lichtje dat zij God
noemen. Mijn respect voor hen is mateloos; noem het gerust een vorm van
afgunst. Zij beschikken over zekerheden waarvan ik slechts kan dromen. Ik kan
me dan ook niet met hen vereenzelvigen. De beslissing om terug te keren naar
Kazembe zal uit mezelf moeten komen, zonder hulp of motivatie van Bovenaf. Net
zoals de daarbij horende verantwoording.
Wat drijft
me dan wel?
Vooral dit: wat ik kan betekenen
voor het weeshuis. Als een gezond en min of meer weldenkend jongmens hoop ik in
staat te zijn enige toegevoegde waarde te creëren. Genoeg toegevoegde waarde om
mijn kost en inwoon te rechtvaardigen. Genoeg om de emotionele schade te
verantwoorden die ik onvermijdelijk aanricht bij de kinderen door terug te vertrekken.
Zo’n constant komen en gaan van vrijwilligers veroorzaakt op lange termijn
bindingsproblemen. Ik koester geen illusies over het bewerkstelligen van een
fundamenteel verschil in de Zambiaanse samenleving. Eventjes op één zomer of
wat dat betreft in één mensenleven Afrika redden… Zovele blanke vrijwilligers
vertrekken met dat idee in hun achterhoofd. Ze zeggen het zelden luidop. Maar
je hoort het trillen in hun stem. Het blinkt in hun ogen. Een irrationele hoop
waar ik me voor hoed. Alsjeblief, als je ooit die verheven klank in mijn stem
hoort schemeren… Verbied me dan om nog één voet op het continent te zetten.
Als ik echter in staat ben om in
het leven van een enkel kind niet alleen iets positief maar ook iets
constructief te betekenen, dan is het mijn tijd en energie meer dan waard.
No comments:
Post a Comment