Sunday 1 July 2012

Niet wanneer maar waarom


Het aftellen speelt zich ondertussen af op een schaal met uren in plaats van dagen. De valiezen zijn gepakt. De nodige stempeltjes verzameld. Een heleboel mensen vaarwel gezegd. Sommige mensen heb ik zelfs durven beloven terug te zullen komen. Echt missen zal ik hen niet – daarvoor zal het veel te druk worden. Zij zijn echter diegenen die het waard zullen maken om over vijf weken terug te komen.

Bijna daar. Maar waarom wil ik terug naar Kazembe? Vanwaar dat eindeloze aftellen? Waarom wil ik me opnieuw – ondertussen voor de derde keer – vijf weken lang onderdompelen in keihard vrijwilligerswerk? Een klein weeshuis in het hol van Pluto, op zestien uur bus van enige vorm van beschaving… Wat is daar nu zo aantrekkelijk aan?

Wat is mijn motivatie? En bovenal, is die motivatie goed genoeg?

Mijn eerste impuls is te zeggen: omdat ik het simpelweg WIL, omdat aankomen in Kazembe aanvoelt als thuiskomen. Omdat Kazembe thuis ìs. Een niet te verwaarlozen deel van mijn hart ligt ergens onder een roestige watertoren begraven en roept me huiswaarts.
Ja, dat is een reden. Een verdomd goede reden zelfs. Maar is het ook een gepaste reden om te mogen werken als vrijwilliger in een delicaat project als the Kazembe Orphanage? Laat ons wel wezen: nee, dat is het niet. De voornoemde zijn uitstekende redenen voor een bezoekje of een kort verblijf. Vrijwilligerswerk zou echter niet rond de eigen verlangens en wensen moeten draaien.

Een roeping zou een uitmuntende motivatie zijn – onder zekere omstandigheden. Ik heb steeds een immense bewondering gekoesterd voor zij die in hun God de kracht vinden om de hand te reiken aan mensen die het met zo veel minder moeten doen. Zij laten welvaart en de comfortabele vanzelfsprekendheden van het Westerse leven achter zich en wagen zich in het duister, slechts geleid door een vaag lichtje dat zij God noemen. Mijn respect voor hen is mateloos; noem het gerust een vorm van afgunst. Zij beschikken over zekerheden waarvan ik slechts kan dromen. Ik kan me dan ook niet met hen vereenzelvigen. De beslissing om terug te keren naar Kazembe zal uit mezelf moeten komen, zonder hulp of motivatie van Bovenaf. Net zoals de daarbij horende verantwoording.

Wat drijft me dan wel?
Vooral dit: wat ik kan betekenen voor het weeshuis. Als een gezond en min of meer weldenkend jongmens hoop ik in staat te zijn enige toegevoegde waarde te creëren. Genoeg toegevoegde waarde om mijn kost en inwoon te rechtvaardigen. Genoeg om de emotionele schade te verantwoorden die ik onvermijdelijk aanricht bij de kinderen door terug te vertrekken. Zo’n constant komen en gaan van vrijwilligers veroorzaakt op lange termijn bindingsproblemen. Ik koester geen illusies over het bewerkstelligen van een fundamenteel verschil in de Zambiaanse samenleving. Eventjes op één zomer of wat dat betreft in één mensenleven Afrika redden… Zovele blanke vrijwilligers vertrekken met dat idee in hun achterhoofd. Ze zeggen het zelden luidop. Maar je hoort het trillen in hun stem. Het blinkt in hun ogen. Een irrationele hoop waar ik me voor hoed. Alsjeblief, als je ooit die verheven klank in mijn stem hoort schemeren… Verbied me dan om nog één voet op het continent te zetten.
Als ik echter in staat ben om in het leven van een enkel kind niet alleen iets positief maar ook iets constructief te betekenen, dan is het mijn tijd en energie meer dan waard.

No comments:

Post a Comment